- Geaccrediteerde nascholing Lijkschouw
- Lijkschouw
- Medische arrestantenzorg
- Letselbeschrijving
- Onderwijs
- Begeleiding en onderzoek bij slachtoffers van zedenzaken
- Beoordeling in kader hulpverlening psychiatrie, verslavingszorg
- Bloedafname art. 8 of wet middelenonderzoek geweldplegers
- DNA afname
- Letselonderzoek bij Kindermishandeling en huiselijk geweld (FMEKK)
Lijkschouw
De lijkschouw is bedoeld om te achterhalen wanneer en waaraan iemand is overleden. Dit gebeurt bij elke overledene. In Nederland doet de huisarts, de behandelende specialist of de forensisch arts (gemeentelijke lijkschouwer) de lijkschouwing.
De forensisch arts wordt ingeschakeld als er twijfel bestaat of het om een natuurlijke dood gaat. Of wanneer er onvoldoende zekerheid bestaat over het tijdstip van overlijden.
Gemiddeld verricht FARR ongeveer 1800 schouwen per jaar. Deze kunnen zeer verschillen van aard.
Voor een overzicht van schouwen uitgevoerd door FARR in 2018 en 2019 zie tabel 1 hieronder.
Tabel 1. Schouwen FARR 2018.
Classificatie | Aantal 2018 | Aantal 2019 |
Natuurlijk | 294 | 237 |
Natuurlijk vinding | 181 | 193 |
Niet natuurlijk vinding | 59 | 66 |
Ongevallen | 659 | 633 |
Zelfmoord | 192 | 151 |
Euthansie / Hulp bij zelfdoding | 455 | 490 |
Moord | 20 | 25 |
Niet natuurlijk medisch handelen | 14 | 7 |
Twijfel natuurlijk | 41 | 39 |
Totaal | 1864 | 1781 |
Kernboodschappen lijkschouw
Volgens de wet moet elke overledene geschouwd worden door een arts.
De lijkschouw is gericht op het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een natuurlijke, dan wel een niet-natuurlijke dood.
De lijkschouw moet in beginsel worden verricht door de behandelend arts.
Om de lijkschouw te mogen verrichten hoeft de arts de patiënt niet bij leven te hebben behandeld. Ook dienstdoend artsen mogen als behandelend arts optreden in de zin van de Wet op de lijkbezorging. Wel moet bij een niet-natuurlijke dood of twijfel aan de natuurlijke aard van het overlijden direct de forensisch arts ingeschakeld worden voor het verrichten van de schouw.
Na de melding van een overlijden wordt − voor zover andere dringende werkzaamheden dat toelaten − zo spoedig mogelijk geschouwd.
De arts vormt zich tijdens de lijkschouw een oordeel over de aard van het overlijden. Dit oordeel wordt gebaseerd op informatie over de toedracht verkregen van omstanders en nabe- staanden, onderzoek van de omgeving, onderzoek van het lichaam van de overledene en, indien noodzakelijk, gegevens uit het patiëntendossier.
Is de overledene minderjarig, dan overlegt de behandelend arts altijd met de gemeentelijk lijkschouwer.
Is de arts overtuigd van een natuurlijke dood, dan geeft hij een verklaring van overlijden en een doodsoorzakenverklaring af.
Downloads
KNMG/OM/IGZ/FMG – Handreiking: (Niet-)natuurlijke dood: Wat moet u weten? Wat moet u doen?